-
1 coup
coup [koe]〈m.〉1 slag ⇒ klap, steek, stoot, (plotselinge, korte, abrupte) beweging/GRAMT.♦voorbeelden:d'un coup d'aile • in een rukd'un coup de baguette (magique) • als bij toverslag〈 informeel〉 un coup de bambou • een zonnesteek; een vlaag van waanzincoup de barre • 〈 scheepvaart〉ruk aan het roer, plotselinge verandering; 〈 figuurlijk〉plotselinge vermoeidheid, hoge rekeningcoup de bec • snauw, sneerdonner un coup de brosse à qc. • iets (even) afborstelencoup de canon • kanonschotcoup de chance • gelukkig toeval, meevallercoup de chien • plotselinge storm; oproerdonner un coup de collier • er flink tegenaan gaanavoir un joli coup de crayon • goed (kunnen) tekenencoup de désespoir • wanhoopsdaadcoup d'éclat • meesterlijke zet〈 figuurlijk〉 un coup d'épée dans l'eau • een slag in de lucht, verspilde moeitecoup d'essai • eerste poging, begincoup d'Etat • staatsgreepboire le coup de l'étrier • een glaasje op de valreep drinkendonner un coup de fer à qc. • iets even opstrijkencoup de feu • schotcoup de fil • telefoontjecoup de folie • onbezonnen daad, aanval van waanzincoup de force • gewelddaad, overrompeling, coup de forcecoup de foudre • donderslag; 〈 figuurlijk〉liefde op het eerste gezicht, onverwachte ramp, slechte tijding〈 figuurlijk〉 donner un coup de fouet • aansporen, oppeppencoup de froid • verkoudheidcoup de gosier • schreeuwdonner, pousser un coup de gueule • losbrullen, een bek opzettencoup de hasard • bof, meevallercoup de langue • bitse, hatelijke opmerkingun petit, un dernier coup de lime • de laatste hand, de afwerkingcoup de main • hulp, handreiking, steun; 〈 leger〉overrompeling, aanslagdonner un coup de main • een handje helpenfaire un coup de main • een aanslag plegenavoir le coup de main • de vaardigheid hebben〈 figuurlijk〉 〈 informeel〉 recevoir le coup de masse • een zware klap (te verwerken) krijgen 〈 emoties〉〈 figuurlijk〉 un coup de massue • een harde slag, een gevoelige slagcoup de mer • stortzee, zware golfcoup d'oeil • blik, oogopslag, uitzichtavoir le coup d'oeil • kijk op de dingen hebbendu premier coup d'oeil • op het eerste gezichtjeter un coup d'oeil (rapide) sur qc. • een vluchtige blik op iets werpen〈 figuurlijk〉 coup de patte • veeg uit de pan, trap nace peintre a le coup de patte • deze schilder kan aardig met het penseel overwegse donner un coup de peigne • een kam door z'n haar halencoup de pied • trap, schopcasser des vitres à coups de pierre • ruiten ingooientuer qn. à coups de pierres • iemand stenigendonner un coup de piston à qn. • iemand aan een baantje helpencoup de poing • stomp, vuistslagcoup de poing (américain) • boksbeugel〈 informeel〉 avoir le, un coup de pompe • de man met de hamer tegenkomen, opeens niet meer kunnen〈 informeel〉 coup de pompe • man met de hamer, plotselinge uitputting, vermoeidheidun coup de pot • mazzel, gelukdonner le coup de pouce • de laatste hand aan iets leggencoup de poussière • mijngasontploffingon lui a fait le coup du presse-citron • ze hebben hem als een citroen uitgeknepencoup de pub • reclamestuntcoup de réparation • strafschopcoup de sang • beroerte, plotselinge woedecoup de semonce • schot voor de boegcoup de sifflet • fluitsignaalcoup de soleil • zonnesteek; zonnebrandcoup du sort • speling van het lot, tegenslagdonner un coup de téléphone à qn. • iemand opbellencoup de théâtre • plotselinge ommekeer, onverwachte wendingse flanquer un coup de torchon • vechtendonner un coup de tube à qn. • iemand een telefoontje gevencoup de veine • geluk, gelukkig toevalcoup de vent • rukwind, windstootcheveux en coup de vent • slordig, los zittend haarentrer en coup de vent • binnenstormencoup bas • stoot onder de gordelêtre aux cent coups • in alle staten zijn, doodsangsten uitstaandonner le dernier coup, le coup décisif • de genadeslag geven〈 informeel〉 coup fourré • gemene, onverwachte streek, luizenstreek〈 sport en spel〉 coup franc • vrije trap, slagmauvais coup • gemene streek, lelijke klapcoup monté • afgesproken werk, doorgestoken kaart〈 informeel〉 sale coup • rotstreek; zware slagcoup sec • droge knal, klap〈 figuurlijk〉 accuser le coup • de klap incasseren, er een klap van krijgenavoir le coup • er de slag van hebben〈 informeel〉 avoir un coup dans l'aile, dans le nez • (licht) aangeschoten zijn, te diep in het glaasje gekeken hebben〈 informeel〉 boire un coup • iets drinken, er eentje nemencalculer son coup • de zaak precies uitrekenen, uitkienencompter les coups • alleen maar toekijken, neutraal zijn〈 informeel〉 discuter le coup • babbelen, kletsen〈 informeel〉 être dans le coup • er bij betrokken zijn, er van wetenexpliquer le coup • de toestand, gang van zaken uiteenzettenfaire coup double • twee vliegen in één klap slaanfaire les cent coups, les quatre cents coups • een losbandig, rusteloos leven leiden, erop los leven, van alles uithalen 〈 kind〉en ficher, mettre un coup • flink de handen uit de mouwen stekenne pas en ficher un coup • geen klap uitvoerenfrapper des coups en l'air • vergeefse moeite doenfrapper un grand coup • een zware slag toebrengen, een grote slag slaanfrapper à coups redoublés • hard en vaak slaanmarquer le coup • een bijzonderheid benadrukken, een bepaalde gebeurtenis niet ongemerkt voorbij laten gaanmaintenant j'ai pris le coup • nu weet ik hoe het moetil en a pris un coup • dat heeft hem geen goed gedaanrendre coup pour coup • een klap, slag teruggevenrisquer, tenter le coup • het erop wagentenir le coup • standhouden, het uithoudenvaloir le coup • de moeite lonen, waard zijnen venir aux coups • handgemeen wordenà coup sûr • vast en zeker, beslistà tous (les) coups, à tout coup • telkens, bij elke gelegenheidtout à coup • plotselingaprès coup • naderhand, achterafau, du premier coup • bij de eerste keerau coup de midi • klokslag 12 uurd' un (seul) coup • in één keer, plotselingtout d' un coup • ineens, plotselingdu coup • bijgevolg, daaromdu même coup • tegelijkertijd, bij diezelfde gelegenheidêtre hors du coup • nergens vanaf wetenau coup par coup • een voor eenpour le coup • deze keer〈 juridisch〉 pour coups et blessures • vanwege toegebracht lichamelijk letsel; 〈 Algemeen Zuid-Nederlands〉 voor slagen en verwondingensous le coup de • onder de invloed, dreiging vansur le coup • op slag, onmiddellijk, meteensur le coup de midi • klokslag 12 uurcoup sur coup • achtereenvolgens, vlak na elkaar→ pierrem1) slag, klap, klop, steek, stoot, bons, dreun, trap, schop2) snee3) beet4) ruk5) worp6) daad, streek7) teug, slok8) zet -
2 sifflement
nm. seubleu (Peisey), seublo (Megève), soblyo (Albanais).A1) v., émettre un sifflement: possâ on kô de seublè < pousser un coup de sifflet> (Arvillard): SIFFLER vt. /vi. ; boire goulûment: seublâ (Aillon-Vieux, Albertville 021, Arvillard 228, St-Pierre-Albigny, Saxel 002), SOBLy (Conflans, Leschaux, Morzine, Thônes 004 | Albanais 001b PPA, Balme-Sillingy, Combe-Sillingy 018), subl(y)â (Annecy 003, Chambéry, Tarentaise: Macôt-Plagne, Montagny-Bozel | 001a CHA), chèblâ (Cordon), isblâ (Bauges), C. 1, R. 2 l. sibilare. - E.: Aigle, Piauler.A1) siffler (ep. des oreilles) => Bourdonner.A2) siffler (ep. d'une pierre lancée, d'une balle de fusil, d'un obus...): soblyâ (001), soblyatâ (018), R.2 ; zon-nâ (001, 002, Annecy, Genève, Thônes), fron-nâ (021, Conflans) ; vyulâ, vyoulâ (001, 003, 004). - E.: Bourdonner.--C. 1------------------------------------------------------------------------------------------------- Ind. prés.: (il) suble (228). - Subj. prés.: (qu'ils) soblyésson (Marcellaz-Albanais), soblyézon (001 PPA).------------------------------------------------------------------------------------------------------- -
3 whistle
whistle, US [transcription]["hwI-"]A n1 ( small pipe) sifflet m ; ( siren) sirène f ; the factory whistle goes at 5 pm la sirène de l'usine sonne à 17 h ; to blow the ou one's whistle donner un coup de sifflet ; to blow the whistle for half time siffler la mi-temps ;2 ( sound) (made by mouth, kettle, train, wind) sifflement m ; ( made with a small pipe) coup m de sifflet ; to give a whistle of surprise pousser un sifflement de surprise ;3 Mus flageolet m.C vi1 ( make noise) [bird, person, kettle, train, wind] siffler ; to whistle at sb/sth siffler qn/qch ; to whistle for siffler [dog] ; he whistled to us to come il nous a sifflés pour nous faire venir ;2 ( move fast) to whistle past ou by [arrow, bullet] passer en sifflant ; [train] passer à toute vitesse ; the arrows whistled past our heads/through the air les flèches sifflaient au-dessus de nos têtes/dans l'air.to blow the whistle on sb dénoncer qn ; to blow the whistle on sth révéler qch ; (as) clean as a whistle propre comme un sou neuf ; you can whistle for it ○ ! tu peux toujours courir ○ ! ; to wet one's whistle ○ se rincer le gosier ○ ; to whistle in the dark essayer de se donner du courage.■ whistle up ○:▶ whistle up [sth] dégoter ○ [object, volunteer]. -
4 blow
blow [bləʊ]1. nouna. [wind] [+ ship] pousser ; [+ leaves] faire voler• the wind blew the door open/shut un coup de vent a ouvert/fermé la porte• to blow smoke in sb's face souffler la fumée à la figure de qn ; (US figurative) induire qn en erreurc. [+ bubbles] faire ; [+ glass] soufflerd. [+ trumpet, horn] souffler danse. ( = destroy) [+ safe] faire sauter• to blow a tyre [driver, vehicle] crever• blow the expense! (inf!) au diable la dépense !a. [wind] souffler• the government has been blowing hot and cold on this issue le gouvernement souffle le chaud et le froid sur ce problèmeb. ( = move with wind) the door blew open/shut un coup de vent a ouvert/a fermé la portec. [whistle] retentird. [person] to blow on one's fingers souffler dans ses doigtse. [fuse, light bulb] sauter ; [tyre] éclater4. exclamation5. compounds• to blow-dry sb's hair faire un brushing à qn ► blow-up noun ( = enlargement) agrandissement m adjective [mattress, toy] gonflable► blow away (inf!) separable transitive verb[tree, fence] être abattu par le vent[wind] faire tomber► blow off[hat] s'envoler[+ hat] emporter► blow out[tyre] éclatera. [+ candle] souffler[storm, dispute] se calmer[+ tree] renverser► blow upa. [bomb] exploserb. [storm] se préparerd. [affair, crisis] se déclenchera. [+ mine, building, bridge] faire sauterb. [+ tyre] gonfler* * *[bləʊ] 1.1) ( stroke) coup mto come to blows — en venir aux mains ( over au sujet de)
to strike a blow for — fig frapper un grand coup pour [freedom, rights]
2) fig (shock, knock) coup mto be a blow — être un coup terrible ( to something porté à quelque chose; to, for somebody pour quelqu'un)
3)2.1) [wind]to be blown off course/onto the rocks — être dévié/poussé sur les rochers par le vent
2) faire [bubble, smoke ring]; souffler [glass]3)4) gen, Music souffler dans [trumpet, whistle]5) [explosion] provoquer [hole] (in dans)to be blown to pieces ou bits by — être réduit en poussière par
6) Electricity, Technology faire sauter [fuse, gasket]; griller [lightbulb]7) (colloq) ( spend) claquer (colloq) [money] (on dans)8) (colloq) ( expose) faire tomber [cover]9) (colloq) ( make a mess of)3.to blow it — tout ficher en l'air (colloq)
1) [wind] souffler2) ( move with wind)to blow in the wind — [leaves, clothes] voler au vent
3) [person] souffler ( into dans; on sur)4) ( sound) [whistle] retentir; [trumpet] sonner, retentir; [foghorn] rugir5) (break, explode) [fuse, gasket] sauter; [bulb] griller; [tyre] éclater•Phrasal Verbs:- blow in- blow off- blow out- blow up••to blow a fuse (colloq) ou a gasket (colloq) ou one's top (colloq) — piquer une crise (colloq)
it really blew my mind (colloq) ou blew me away! — (colloq) j'en suis resté baba (colloq)
См. также в других словарях:
sifflement — nm. seubleu (Peisey), seublo (Megève), soblyo (Albanais). A1) v. , émettre un sifflement : possâ on kô de seublè <pousser un coup de sifflet> (Arvillard): SIFFLER vt. /vi. ; boire goulûment : seublâ (Aillon Vieux, Albertville 021, Arvillard … Dictionnaire Français-Savoyard
siffler — [ sifle ] v. <conjug. : 1> • XIIe; bas lat. sifilare, class. sibilare I ♦ V. intr. 1 ♦ Émettre un son aigu, modulé ou non, en faisant échapper l air par une ouverture étroite (bouche, sifflet, instrument). Il sait siffler, il siffle très… … Encyclopédie Universelle
Arbitre (handball) — L arbitre (à gauche) suit le jeu. Ici, au temps où le handball se jouait en extérieur … Wikipédia en Français
strident — strident, ente [ stridɑ̃, ɑ̃t ] adj. • 1529, rare av. déb. XIXe; lat. stridens, entis, de stridere ♦ Se dit d un bruit, d un son qui est à la fois aigu et intense. ⇒ perçant, sifflant. Un grincement strident. « Le sifflet strident d une… … Encyclopédie Universelle
Saison 2003-2004 de l'AS Monaco FC — AS Monaco FC 2003 2004 Généralités Président … Wikipédia en Français
jet — 1. jet [ ʒɛ ] n. m. • XIIe; de jeter I ♦ 1 ♦ Action de jeter; mouvement d une chose lancée parcourant une certaine trajectoire. ⇒ 2. lancer. Jets de pierres. Armes de jet : traits, ou armes permettant de lancer des traits. Mar. Jet à la mer :… … Encyclopédie Universelle
Floorball — Fédération internationale IFF Autres appellations Unihockey, Innebandy, Salibandy Champion(ne)(s) du monde en titre … Wikipédia en Français
Salibandy — Unihockey Une partie d unihockey L unihockey, aussi appelé floorball, est un sport d équipe où 2 équipes de 3 joueurs (petit terrain) ou de 5 (grand terrain) plus un gardien par camp s affrontent, l objectif étant de mettre dans le but adverse… … Wikipédia en Français
Unihockey — Une partie d unihockey L unihockey, aussi appelé floorball, est un sport d équipe où 2 équipes de 3 joueurs (petit terrain) ou de 5 (grand terrain) plus un gardien par camp s affrontent, l objectif étant de mettre dans le but adverse une balle à… … Wikipédia en Français
oreille — [ ɔrɛj ] n. f. • 1080; lat. auricula I ♦ 1 ♦ L un des deux organes constituant l appareil auditif. ⇒fam. esgourde, portugaise. L oreille droite, gauche. Qui concerne l oreille. ⇒ auriculaire. Anat. L oreille externe (⇒ pavillon, conque) , l… … Encyclopédie Universelle
Hockey sur patins — Rink hockey Rink hockey Fédération internationale FIRS (1924), CIRH et CERH (1975) Autres appellations Hockey sur patins Clubs … Wikipédia en Français
